café st. joris, een hoekhuis, grenzend aan de taalstraat met aan die zijde een elegante veranda voor koffielieden en theeleuten. je kon er maaltijden bestellen en afhalen. het café was een verzamelpunt van het sociale leven en in mijn tijd was er de roemruchte tafeltennisvereniging gehuisvest met de naam animo, de grootste concurrent van jeep (jvc). wij, vijf broers, trainden twee maal per week en draaiden mee in de hoogste competitie samen met de gebroeders aarts, rinus den otter en nog velen anderen. wij hadden een officiële trainer uit den bosch met goede kwaliteiten.
café kennis, waar vele mensen vertierden en verteerden, een gezellig dorpscafé tegenover de pomp gelegen. verzamelplaats voor halfgaren en artistiekelingen met aanverwante geesten. ik noem ant en joris bedaux, piet van hooff, frits, pieter en mien grips, sjaak en ton vrencken enzovoorts. mijn moeder frekwenteerde dit café met de regelmaat van een klok om haar vrienden en vriendinnen te ontmoeten en even weg te zijn uit de dagelijkse sleur van het drukke huishoudelijke leven en ik herinner mij dat ik op haar grafschrift zou zetten: nu is zij niet meer bij kennis. en gek genoeg tegenwoordig heet dat café de klok.
dello een zetterij met een heel bescheiden winkeltje. vandaar dat ik niet het woord drukkerij gebruik.
de familie van oers. hij was accountant bij het ziekenfonds en zij een struise verpleegster. hun schone dochter ardien, was in dezelfde tijd geboren als ondergetekende en omdat mijn moeder bevallen was van castor en pollux en de (moeder)melk schaars in de oorlogsjaren, mocht ik voor het eerst het genoegen smaken om reeds op jeugdige leeftijd min of meer vreemd te gaan, hetgeen ik nooit beklaagd heb.
cécil de bont, gehuwd met een architect. zij was doofstom, zoals dat in die tijd nog werd genoemd. een hele vriendelijke vrouw, die muziek maakte, aria’s zong en tot het kunstenaarsgroepje van vught eo werd gerekend.
de familie de kort met een meubelwinkel aan de voorkant. erg veel verkochten zij niet en kwamen dan ook regelmatig te kort.
de familie meys, meer van burgelijke stand. zij poetste en haar dochter naaide amerikaans (fijn verstelwerk) en zij mocht er wezen.
onze naaste buur, de familie de bekker. deze bestond uit een viertal gezusters, maria corry toos en trees en één broer egon, die witte pater was en zelden thuis. de spil waar alles om draaide was maria, een omvangrijke maar hartelijke vrouw, ahw de tweede schommel, die in de tuin van eden stond. omdat zij moeilijker ter been was, deden wij makkelijker boodschappen voor haar en haar familie. toos trouwde later met ene hurkes uit amsterdam en trees met piet van pinksteren, die tegenover woonde op het marktveld en een klein aannemersbedrijfje bezat. zij verhuisde naar de helvoirtse weg. corry werkte op de dienst administratie van het grootziekengastuis in den bosch en verdiende de centen voor het huishouden en had dus geen tijd voor de boodschappen. het was een soort win-win situatie, maria deed het huishouden, ik deed de boodschappen en in ruil daarvoor kreeg ik behalve de ontboezemingen van maria, koffie ad libitum, toffees voor mijn gebit en tabaksblaren, ik meen van chief whip. van trees moet nog gezegd worden, dat zij de eerste patiente was, die een aortabroek operatie heeft ondergaan, in die tijd een hele ingreep. egon was maar af en toe thuis, in het begin nog vanuit afrika, waar hij les gaf op het seminarie en later vanuit het hoofdkwartier in engeland. hij had een open rond gezicht, waaraan je kon zien, dat hij van de bekker was.
de familie den otter, op de hoek van de torenstraat en het marktveld, een oud braaf echtpaar, met een heel klein winkeltje in huishoudartikelen. hun zoon, martin, een toffe peer met flappo’s (flaporen) kwam regelmatig bij ons oppassen en dat viel bij ons wel in goede aarde.
de familie willekes. vader was apotheker en vulde zijn potten vanuit zijn rolstoel, omdat hij een spierziekte had, ik meen ms. ma had een klassieke opleiding genoten en bestierde het huishouden vanuit de achtergrond. dochters en zonen van elk twee: hanneke els peter en loet. hanneke zat bij mijn oudste zus jacoba in de klas, els was van onze leeftijd en dus één klas lager. loet was de jongste en een wildebras. de apotheek liep goed en stond op de hoek tegenover ons huis. in die tijd bedroeg de winst op de medicijnen nog ruim dertig procent van de verkoopsprijs.
van casteren, een tweedehands garage naast de apotheek. de poort stond meestal open, maar het was niet altijd duidelijk, wat zich achter die poort allemaal afspeelde.
mien naaikes. of ze werkelijk zo heette is maar de vraag. in ieder geval dreef zij een klein winkeltje met grutterswaren. wekelijks kwam zij onze bestelling aan huis afleveren: meel, suiker, kaas, boter, eieren en niet te vergeten caballero. alles werd op de lat genoteerd en dit kwam ons wel goed uit. 1x per maand werd afgerekend en dan kreeg je een stuk worst cadeau.
schuin ertegenover was de melkboer en ik meen, dat die ook van van casteren was. ik herinner mij nog goed, dat de melk aanvankelijk met een maatliter in pannetjes werd gegoten, die dan in de vliegenkast werd gezet. later werd overgestapt op flessen melk, ik denk in die tijd nog niet gepasteuriseerd. de melk was dan ook regelmatig zuur, vooral in de zomer. als u weet, dat wij s’morgens jarenlang broodpap hebben gegeten, dan weet u ook, dat wij er geen pap meer van lusten.
van pinksteren, een kleine aannemer. naast dat huis was de opslagplaats van al het bouwmateriaal - stenen zand cement en hout - naar het markt veld toe afgesloten met een grote groene poort, rond van boven, die altijd als goal fungeerde bij de voetbal wedstrijden op het marktveld en dat was dus dagelijks. dat dat niet zonder lawaai verliep moge duidelijk zijn en ik bewonder de eigenaar voor zijn stille goedkeuring. en natuurlijk sneuvelde er ook wel eens een ruit, die dan met een doorzichtige glimlach door de eigenaar werd vervangen.
het huis ernaast was van van besselaar. hij was in dienst van van pinksteren en een brave jongen en een beetje ordinair zoals de meeste bouwvakkers.
in het volgende huis was de firma hazenberg gevestigd, een groot aannemersbedrijf, dat overal in en aan zat en half vught en omstreken onder zijn controle had, mede ook omdat de gebroeders zitting hadden in het gemeentebestuur, van waar uit zij hun destructieve bouwwerken organiseerden. mijn vader huurde dus van hen het huis op nummer 36.
dan een huisje, waar de familie den otter woonde en geen familie van den otter bij ons op den hoek. hun zoon rinus was ingenieur bij philips en een zeer goede tafeltenisser. hij speelde met animo en ik geloof zelfs in de hoofdklasse. zijn backhand was flashend.
daarnaast woonde de familie van der steen en ik meen dat zij een periode schoenen en aanverwante artikelen verkochten. hun zoon jules was geen familie van de bekende striptekenaar maar wel bevriend met mijn broer leo. het huis stond tegen over de pomp en dus tegenover café kennis. momenteel is daar een goed lopende kaas- en notenbar in gevestigd.