het huis op nummer 36 was ons huis. het was een pand, dat in de zestiger jaren op de lijst van monumentenzorg geplaatst werd vanwege zijn authentieke voorgevel en het feit, dat de achterbouw destijds nog gediend had als paardenstalling voor officieren van het franse leger van napoleon. natuurlijk ook omdat het enigszins bouwvallig was. inmiddels was trouwens de dorpskern al kapot gemaakt door de firma hazenberg.
het was een groot huis, dat samen met zijn buur één geheel vormde. het huis stond op de hoek van de markt met de torenstraat, die uitkeek op de grote toren, die protesteerde tegen de hemel, vierkantig maar statig van aanzicht met halverwege een aantal horizontale jaloezieën en een verticaal hekwerkje boven en aan elke zijde een prachtig uurwerk, dat elk half uur zijn slag sloeg. soms galmde carillonnoten in het rond, een feest om te horen.
in het begin van de 16e eeuw werd deze 40 meter hoge lambertus toren gebouwd en kwam later in het bezit van de protestanten. in 1956-1958 werd de toren gerestaureerd en voorzien van een carillon, dat in den beginne uit 35 welluidende klokken bestond en later in 1987 werd uitgebreid met een 12-tal tot 47. het waren nu deze carillonnootjes, die af en toe voor het oprapen lagen. het ros beiaard – de beiaardier – kende ik alleen van verhalen, alhoewel mijn vader er bij wijze van uitzondering ook wel eens op speelde.
het huis begrensde samen met zijn gevelgenoten een ruim plein van zo’n zeshonderd vierkante meter, het marktplein, en parallel aan de huizenrij stonden dikke hoge lindebomen met daarvoor nog hoge gietijzeren lantaarnpalen, die eerst nog werden aangestoken middels een stok met een fakkel, maar later werden vervangen door antieke zeskantige groen geschilderde lantaarnpalen in ijzer gegoten. in den beginne was het plein nog geplaveid met kinderkopjes en aan de kop stond plompverloren een vierkante zuil van cement.
het was een antieke waterput met bijhorend beslag, de pomp geheten, omdat men daar middels een hengsel welhaast onuitputtelijk water kon oppompen. dit monument werd afgebakend door betonnen paaltjes met hangende kettingen zowel aan het hoofdeinde als de flanken. de pomp fungeerde van oudsher als een sociaal draaimoment voor processies en optochten. ook kon je er naar believen naar de pomp lopen.
aan die kant lag het st. jorisstraatje, dat uitkwam op de taalstraat. tegenwoordig ligt daar het vughtse museum, maar in die goede oude tijd was daar nog geen sprake van te meer daar wij zelf onderdeel uitmaakten van dat museum. aan de andere kant lag het peperstraatje, dat met een kromme bocht langs de oude paardenslager eveneens uitwam op die taalstraat en van het centrum uit overging in het van oudsher bekende maurick plein. dit open plein was genoemd naar prins maurick, die in 1601 van daar uit 's-hertogenbosch belegerde.
hij schoot zijn kanonskogels af vanuit het opgevorderde kasteel maurick, dat verderop lag aan een zijarm van de dommel en over de uiterwaarden keek. het slot was te bereiken via een laan rijk aan lommer, een smal wandelpad aan weerzijden begrenst door eiken en beuken, die de laan in het midden hielden. de laan leidde naar een hangbrug, die hing over de gracht rond het onneembare kasteel. het slot was oorspronkelijk in het begin van de 16e eeuw gebouwd door jan heyns in opdracht van jonker jan heym en werd eerst later definitief naar prins maurick genoemd.
het marktplein was een juweeltje van een dorpsplein, zoals er zovele waren in die tijd in het oude brabant. ik ken ze nog allemaal en het zijn er teveel om op te noemen. dus spreek ik niet van gestel (st michielsgestel), cromvoirt, helvoirt, schijndel, st oedenrode, oorschot, berkel en schot etc. en het moet gezegd worden, dat de zgn economische vooruitgang in wezen de achteruitgang of zelfs ondergang betekende van velen van deze idyllische plaatjes en plaatsjes.
tegenover ons huis was apotheek willekens gevestigd, eveneens op een hoek gelegen en waar iedereen zich aan vergaapte. het marktplein ging als vanzelf over in de kerkstraat, die uitzag op een onfatsoenlijk grote maar imposante katholieke kerk (wat heet dom) in hoofdzakelijk laat gotische stijl en aan het begin van de 19e eeuw gebouwd door architect carl weber in het jaar 1884. de kerk had meer steunberen dan een dierentuin rijk was.
deze kerk was naar st. petrus genoemd en omarmde een domein, waar de armen u tegen zouden zeggen en dat meer dan waarschijnlijk met lange vingers binnengereefd was door de schooipraktijken van pastoors, die vast in goed geloofden en de draagkracht van de gegoede burgerij. het omvatte naast de pastorie een grote kloostertuin en oorspronkelijk ook het kerkhof, dat eerst later verplaatst werd richting (eind)station.
voorbij de apotheek willekens, dus haaks op de kerkstraat, ging de markt over in de ploegstraat, die op zijn beurt met een lichte bocht weer uitkwam op de pastorij van de st. petruskerk (het andere bocht). halverwege aan de linker kant lag een open veldje, waar wij vaak speelden. dat veldje grensde dan weer aan de achterkant van huizen, die weer aan de taalstraat grensden. en zo was het cirkeltje dus bijna weer rond.
nu op het marktveld dus stond ons huis en omdat wij met velen waren kende iedereen dat huis. mijn vader huurde het huis van ene zekere hazenberg, een klein aannemersbedrijfje, in die tijd en nog aardige mensen. later zou dat langzaam veranderen, dat kunt u van mij aannemen. overigens woonde die hazenberg ook op het marktveld en inmiddels heeft hij zijn rijk uitgebouwd tot een groot imperium, een zogenaamd steenrijk.