alles kwam in een stroomversnelling en ik verhuisde van den bosch naar nijmegen, lankforst 46-52, een duplexwoning in de nieuwbouwwijk dukenburg. het was ongeveer drie kwartier fietsen en met het brommertje (peugeot) de helft meer of minder, net wat u wilt. het was simpel, de dukenburgse weg af richting centrum, eerst over de brug over het maas-waal kanaal, dan langs het voetbalstadion de goffert en het jonkerbos verder de hatertseweg af tot aan de t-splitsing, daar bij de annastraat rechts af, de spoorbrug over en dan kwam je eerst bij het canisius- en iets verder op bij het radboudziekenhuis en de universiteit. beiden lagen aan de linker zijde. de faculteit tandheelkunde lag op hetzelfde terrein, een paar 100 meter verder. het provisorium lag dan weer haaks daarop en tegenover de ingang van het ziekenhuis. iets retro van de voorzijde, tussen het provisorium en de ingang van het ziekenhuis, het kasteeltje, dat gebruikt werd voor officiële toestanden, zoals bijv. uitreiking van diploma’s.
het schema dat destijds werd gehanteerd, zag er als volgt uit: propedeuze I en II, kandidaats, doctoraal I en II, semi-arts en artsexamen, in totaal dus zeven jaar (het oude artsexamen, inclusief huisartsengeneeskunde). zo heb ik nog ongeveer een 50-tal bevallingen gedaan en er zijn niet veel, die daarmee kunnen concurreren. de eerste drie jaren speelden zich voornamelijk in het provisorium af. de junior-coschappen in het canisius- en radboudziekenhuis en de co-schappen in verscheidene ziekenhuizen, die geselecteerd werden door de opleidingscommissies van de knmg. omdat ik geen echte nieuwkomer was, ben ik meteen gaan solliciteren bij de universiteit voor halve dagen werk en zo was het mogelijk, dat ik werd aangesteld als assistent, deels voor prepareren voor het museum en deels als practicumbegeleider voor studenten.
in mijn studententijd in utrecht werkte ik al in perioden bij, omdat ik het niet echt breed had. daarbij pakte ik alles aan, wat zich aanbood en zo kwam het, dat ik ervaring opdeed aan de lopende band in verschillende fabrieken van scheermessen zoals gilette en schick, die in amsterdam waren gevestigd. drukkerijen, waar tijdschriften zoals de libelle en de margriet werden gedrukt en gebonden. en voordat ik naar den bosch verhuisde, heb ik drie maanden in de keuken kunnen kijken van het academisch ziekenhuis utrecht (azu), waar een afwasband stond van een meter of dertig en ik schopte het daar zelfs tot waarnemend hoofd keuken. dus werken was ik wel gewoon inmiddels. zo heb ik bijvoorbeeld s’nachts gewerkt voor een proefschift over botmetingen van groeischijven en meerdere jaren in de sterilisatie van de tandheelkunde, waarbij ik dan tevens de gelegenheid had om rustig te studeren. zo kwam het dus, dat ik gedurende heel mijn opleiding halve dagen heb gewerkt.
aan het eind van mijn eerste jaar, tegen pasen, was ik naar een studie-avond gegaan bij vrienden in de stad, waar trouwens ook léon broeders uit vught bijzat, de jongere broer van hans, omdat wij daags erna tentamen moesten doen, toen ik s’nachts, ik denk rond een uur of half vijf ter hoogte van het station door een afslaand volkswagenbusje vol turken werd aangereden op mijn brommertje. ik remde uit alle macht, maar de afstand was veel te kort en zo vloog ik over mijn stuur tegen de zijkant van het volkswagenbusje, dat nog niet stil stond, ik viel naar beneden en de achterbumper van het busje haakte in mijn rechter ooghoek, zodanig dat ik praktisch werd gescalpeerd en het bloed uit mijn slagader (arteria supra-orbitalis dextra) spoot, waarna ik enige tijd mijn bewustzijn verloor alsook opnieuw tijdens het vervoer met de ambulance. in die tijd was het dragen van een helm nog niet verplicht en de kans, dat ik anders mijn nek had gebroken leek reëel aanwezig.
ik werd naar de spoed van het radboudziekenhuis gebracht en de opgeroepen assistent chirurg, drukte met zijn duim zo hard op mijn voorhoofd – omdat hij mijn arteriële spuiter niet onder controle kreeg – dat ik door de pijn weer bij mijn positieven kwam. ik keek door de opening in het groene doek naar de assistent en riep verdomd, jij weer? u moet weten, dat ik ongeveer een tweetal weken eerder mij daar had gemeld, omdat ik op een dag, dat het vreselijk goot, met mijn peugeot per ongeluk de stoeprand had geraakt en daarbij ten val kwam op mijn voorgevel en op de stoeprand. ik hoorde een krak en wist dus, dat mijn neus was gebroken. om dit even te bevestigen, ging ik naar de spoed voor een foto van mijn neusbeen, maar hij, de assistent chirurg moest eerst mijn neus laten crepiteren en mij creperen, omdat hij dat zo had geleerd. erg slim was hij dus niet. hij pakte het steriele doek van mijn hoofd – inmiddels was ik wel gehecht – en zei: verdomd!
ik was niet om aan te zien, en er was minstens een niveau verschil van een centimeter of vier tussen mijn linker en rechter voorhoofd. dit maakte dat mijn bezoekers wit wegtrokken als ze bij mij op bezoek kwamen. het was ook mijn eerste kennismaking met de neurologie. onderweg naar de röntgen verloor ik mijn bewustzijn opnieuw en ik herinner mij, dat ik de hand van de verpleegster vasthield, omdat ik bang was. ik kreeg een ruggemergprik en natuurlijk nog meer hoofdpijn. en ja hoor, er zat bloed in mijn ruggemergsvocht zodat de diagnose voorste schedelbasis fractuur met hersenkneuzing (contusio cerebri) al snel was gesteld. een week of drie heb ik wel op de afdeling neurologie gelegen. ik kreeg bezoek van de turk, die mij had aangereden en een bos bloemen. dat kon natuurlijk niet het verloren studiejaar goed maken, maar ik vond het toch aardig. één ding is mij altijd bijgebleven. op een dag kreeg ik s’morgens bezoek van mijn boezemvriend bernhard en in de namiddag van mijn ouders en mijn moeder zei: als ik geweten had, dat bernard al was geweest, waren wij niet gekomen. toen huilde ik zonder dat ze het hebben gemerkt.
na mijn accident verliep de studie als een trein en ik begon steeds beter te scoren. niet dat u zich ook moet laten aanrijden, maar toch. voor mijn doctoraal scoorde ik bijna acht gemiddeld, hetgeen toch niet slecht genoemd kan worden voor een ouder iemand als ik. mijn eerste co-schap was interne en dat liep ik in het canisiusziekenhuis bij prof. enneking, een man met gezag. het was een geweldige tijd en ik heb er leuke herinneringen aan. daar werkte een internist/endocrinoloog, naar wie ik meteen al in mijn tweede studiejaar mijn buurvrouw had toegestuurd met de diagnose cushing. ik herinner mij nog goed, de dag dat zij zichzelf introduceerde achter op het balkon. als zijnde de nieuwe buurvrouw, ik keek naar haar en mijn frank viel onmiddellijk. toch een voordeel als je voor een hormoonfabriek als organon hebt gewerkt. ik had in het kort de kernpunten voor hem genoteerd en hij was razend enthousiast en kon maar niet geloven, dat ik pas tweede jaars was. inderdaad had zij dubbelzijdige bijnier-hyperplasie, waaraan zij later werd geopereerd.
tijdens mijn co-schap moest iedereen een praatje van een uur houden, over een zelfgekozen onderwerp. alle opleiders waren daarbij aanwezig en aangezien ik bij organon had gewerkt, gaf ik een lezing over insuline. ik had tevoren met krijt, de belangrijkste punten op de zijkanten van het bord geschreven en daarna toegeklapt, zodat het leek alsof ik met een tabula rasa begon. het bleek een enorm succes, en voor de eerste keer zag ik prof. enneking regelmatig enkele dingen op papier noteren, hetgeen bij eerdere lezingen nog nooit het geval was geweest. je kon trouwens ook een speld horen vallen. eigenlijk was het een vorm van basisonderwijs en meer de praktische kant zoals de de ontdekker van de insuline, de opbouw van het insuline-molecuul, de productieplaats en de regulatie, het verschil tussen menselijk- varkens en runderinsuline, de antigeniciteit en wat je eventueel kon proberen doen als de allergische reactie uit de hand liep, bijv. een korte kuur met corticosteroieden.
behalve, dat je dagelijks bloed moest prikken (toen nog met een vleugelnaald) bij de opgenomen patiënten en labo-onderzoek, moest je ook de pre-operatieve patiënten zien en zo herinner ik mij, dat de hoofdchirurg eens aan de assistent interne dr. roozen (onze stagebegeleider) vroeg, wie er een bepaalde dossier had gemaakt over een patiente met pijn in het rechter hypochondrium. hij was kennelijk erg onder de indruk. later bleek zij een ontaard galblaasmyoom te hebben. hij nodigde mij persoonlijk uit voor een gesprek, waarin hij zei, dat ik later bij hem terecht kon voor de opleiding chirurgie, waar ik natuurlijk wel een beetje trots op was. hij nam mij zo’n beetje onder zijn hoede en ik was dan ook regelmatig op de op (operatiekamer) te vinden, indien het schema dat toeliet. ook volgden wij regelmatig de sessies oncologie en pathologische anatomie. daar kwam ik ook voor het eerst in aanraking met de spoed, toen ik meeliep met een internist in opleiding, een iraniër van afkomst, die bijna perfect nederlands sprak. bovendien een aardige vent mede ook omdat hij van plan was na zijn opleiding naar iran terug te keren :)
daar werkte ook als assistent-internist dr. martin schuurmans, dat schriele en nerveuze manneke uit den dungen, waarbij ik vroeger in de klas op het bossche gymnasium had gezeten en die altijd met zijn benen zat te wippen. hij rookte als een ketter de ene sigaret na de andere. hem leende ik eens set van gramafoonplaatjes over hartauscultatie, uitgebracht door de firma merck sharp en dohme (msd), en dat had ik beter niet kunnen doen. hij leende ze weer uit aan een vriend, die zogezegd later overleed en hij kon toch moeilijk die set terugvragen. die vrouw had wel wat anders aan haar hoofd en ik dacht hoe kan dat nu met één hoofd minder. enfin het feit, dat hij dacht, dat ik hem geloofde spreekt al boekdelen op zich. kortom wij lagen elkaar niet zo en dat is altijd gebleven.
de enige co-schappen, die ik in het radboudziekenhuis heb gelopen waren neurologie en dermatologie. met prof. jj prick had ik al eerder kennis gemaakt, en zelfs vóór mijn eerste studiejaar, waarbij ik met pasen op de afdeling neurologie terecht was gekomen. ik kende hem al van een aantal drijfjachten, die werden georganiseerd door ene dr. laurens woltring, neuroloog/psychiater en directeur van voorburg, de vader van mijn boezemvriend bernhard uit vught. ik meen mij te herinneren, dat hij een jachtgebied had in de omgeving van overloon of loon op zand. aan het diner s’avonds was hij de gastspreker en gaf hij zo voor de vuist een geestige speech weg. ook zijn colleges waren uitermate interessant en ik was één van de weinige toehoorders, die constant dubbel lag van het lachen (het overgrote deel van de toehoorders waren kennelijk hbs-ers). natuurlijk had hij dat ook wel in de gaten en ik werd regelmatig gevraagd. natuurlijk kende ik het boek: “basisbegrippen in de psychologie” van binnen en van buiten. u raadt het al, jawel geschreven door prof. jj prick en prof. calon, overigens een voortreffelijk boek.
voor mijn andere co-schappen kwam ik steeds zuidelijke in limburg terecht, huisartsen geneeskunde in venlo, kindergeneeskunde, chirurgie en gynaecologie-verloskunde in het st. laurentius ziekenhuis te roermond, kno en oogheelkunde in de wever ziekenhuis te heerlen. daar werd ik eens in mijn hema-blauwe eend voor een stoplicht van achter aangereden, door een onverlaat met 80 km per uur en ondanks, dat ik op mijn rem stond werd ik 20 meter verder gecatapulteerd. dat was de tweede keer, dat ik bijna mijn nek had gebroken. mijn eend was total loss en ik ook voor een aantal dagen. ondanks alle tegenslagen lukte het mij toch te slagen voor het artsexamen met een 7½ gemiddeld en het was natuurlijk groot feest. ten eerste gezien mijn voorgeschiedenis, ten tweede gezien mijn leeftijd, ten derde gezien de tegenslagen en at last but not least, dat ik daarbij praktisch alle dagen halftijds had gewerkt. proficiat kerel, goed gedaan.