2007/06/02

oud worden en indommelen


ik ben geboren en getogen in vught, een dorp aan de stinkende dommel, een meanderend riviertje, drie km gelegen onder ’s-hertogenbosch (den bosch), de hoofdstad van noord-brabant en mijn naam is jeroen, dat lijkt logisch. natuurlijk stoot ik vele mensen voor het hoofd vanwege het feit, dat vught niet zo maar een dorp is. en een beetje gelijk hebben ze wel, immers het dorp kent een rijke geschiedenis.

het karakteristieke van vught is, dat het reeds van verre herkenbaar is aan zijn oude kasteel maurick , de veertig meter hoge en vierkantige st. lambertustoren met zijn vrolijke carillion-noten, de neogotische st. petruskerk van architect carl weber, het nieuwe raadhuis leeuwestein met zijn metershoge spuitfontein en het naastgelegen park reeburg, de ijzeren man, ooit genoemd naar de stoommachine, die de zandvlakte in de vughtse bossen afgroef, nu recreatieplezier voor vrouw en kind, de lunetten, de beruchte duitse ss-concentratiekampen uit de tweede wereldoorlog, later opvangcentra voor molukkers (meest ambonezen) en voorburg het grootste gekkengesticht van nederland, waar ik een groot deel van mijn jeugd heb doorgebracht, nee nee omdat ik bevriend was met het zoontje van de direkteur. dan spreek ik nog niet van het huis met de vier kolommen, de vuchtse hei in het verlengde van de campina, het klooster sparrendaal en het feit, dat directeuren zoals die van albert hein en de gruyter hun heim hadden in deze vughtse heerlijkheid.

de naam vught (fuchte, vucht of vocht) betekent vochtige plaats. eerst rond 600 werden veel moerassige gebieden in taxandria, het verlengde van de campina en de kempen door veranderingen in het klimaat beter bebouw- en bewoonbaar. de oudste bewoners moeten we zoeken in de omgeving van het maurickplein en de gent, een keltisch woord, dat riviermonding of samenvoeging betekent en dit van enkele riviertjes, waaronder de dieze, de aa en de dommel. aan de gent, waar nu de orangerie staat, lag de oude haven van vught. vught is eigenlijk een verhoogd eiland (bergh of broeck). de huizen werden aanvankelijk gebouwd met het hout uit de bossen rond het eiland en eerst na 1300 is er sprake van een "bergh, daer een huys op staet" (kasteel maurick).

vught was één van de belangrijkste handelsplaatsen van het noordelijk brabant, totdat die rol werd overgenomen door de stad ’s-hertogenbosch, die rond 1200 werd gesticht. ik was niet van plan om een historische roman te schrijven, dus noem ik enkele familienamen om te laten zien, dat vught aan den dommel weliswaar stinkt, maar voor den drommel niet voor niets:

de liescap’s : jan en zoon gijsbrecht, bouwmeesters van de stenen toren en huizen, later ook de vestigingsmuren of de wallen van den bosch. aktief als lid van de zwanenbroeders, de onze lieve vrouwe broederschap van de kathedraal sint jan, en bestuurders van de tafel van de heilige geest, de organisatie van de armen- en ziekenzorg. katarina van aelst, nicht van gijsbrecht liescap, gehuwd met ridder hendrick van maurick, hertog van gelder(land) en eigenaar van het kasteel, dat later naar hem genoemd zou worden: kasteel maurick.

de heym’s : in volgorde goosen, jan, aert, arnt en hendrik. hertog karel de stoute benoemde ridder goosen heym, presidentschepen van den bosch tot rentmeester en hoogschout van de stad en de meierij. zijn zoon jan heym, is de stichter van het grootgastziekenhuis in den bosch.

het kasteel maurick werd tot tweemaal toe opgevorderd, de eerste keer in 1601 door prins maurick en later in 1629 door prins frederick hendrik bij de belegering van ’s-hertogenbosch. de prins woonde in de toren boven de aert heym-zaal, vanwaar hij een goed uitzicht had over de belegerings-werken van den bosch. de frederik hendrikzaal, op de begane grond in het hoofdgebouw is door de prins gebouwd en door hem en zijn aanvoerders gebruikt als logistiek centrum (commandopost en kaartenkamer). het verhaal gaat, dat op een dag, toen de prins daar met zijn commandanten zat te eten, hij "over syn tafel met groff geschut werd gesalueerd": een kanonskogel veegde alle spijzen van de tafel weg. de prins, geërgerd, zond een boodschapper naar de commandant van de stad en beklaagde zich over deze wandaad. anthonie van grobbendonck, commandant van de belegerde stad bood direct zijn excuses aan en gaf de boodschapper een voortreffelijke maaltijd mee voor de prins met als gevolg dat den bosch wegens homgersnood moest capituleren in 1629.

jonker hendrik heym kreeg zijn uitgewoonde kasteel terug. de muren rond het eiland waren gesloopt, maar de bijgebouwen werden hersteld met stenen muren. jonker hendrik koos de katholieke zijde en kreeg derhalve geen functies meer in den bosch. de zware belastingen en de geringe inkomsten uit zijn boerderijen betekende het einde van de heym's. op 1 augustus 1680 werd kasteel maurick op last van de staten van brabant publiek verkocht.

de van beresteyn’s : respectievelijk christiaan, thomas, gijsbrecht en jacob. de nieuwe eigenaresse was jaqueline brouart, de weduwe van jhr. mr. christiaan van beresteyn, heer van geffen en pensionaris van den bosch. het wapen beresteyn-brouart is nog te zien op de toog boven de oude ingang in de toren op de binnenplaats. de beresteyn's hebben 200 jaar onafgebroken in kasteel maurick gewoond. jonkheer thomas van berensteyn huwde eerst met dina tromp, een kleindochter van de bekende admiraal maarten tromp en daarna met johanna de groot, een kleindochter van de rechtsgeleerde hugo de groot. het kasteel werd in 1884 geveild.

de van lanschot’s : kasteel maurick werd in 1884 gekocht door de koopman en bankier augustines van lanschot, die het kasteel meteen liet opknappen. zijn zoon august was burgemeester van vught en gebruikte het kasteel tevens als gemeentehuis. In 1935 werd de villa leewestein gekocht om dienst te doen als gemeentehuis. u kent ongetwijfeld de joviale bankier, die uit zijn schilderij stapt om u al handenschuddend te begroeten.

u heeft het al begrepen, waarom het dorp vught zo speciaal is, maar voor mij vooral vanwege mijn jeugdherinneringen. mijn ouders kwamen uit tilburg, toen nog bekend om zijn textiel en sigaren.
wij kwamen uit een goede katholieke familie, gekenmerkt door het getal zeven maal zeven. de vader van mijn vader was aannemer van beroep en had zeven kinderen: ome jan, deze werd doodgewegen om onduidelijke reden, misschien een afvallige katholiek? ome jo de architect, ome joris de wis- en natuurkunde leraar, ome frans de apotheker, ome leo de kinderarts, tante henriette, gehuwd met ene schuermans uit goirle en tante ant, gehuwd met ene bloemist janssen uit maastricht. en zowat alle broers en zusters van mijn vader hadden eveneens zeven maal zeven kinderen.

mijn moeder was kunstzinnig aangelegd, zij aquarelleerde meermaals met de penseel, een gevecht, dat zij niet altijd won, zij was geliefd bij vriend en vijand en had zich een plaatsje verworven bij de vughtse kunstenaars, maar meer vanwege haar joviale lach dan vanwege haar werkstukken. en de kunstschilders waren gecharmeerd vooral van haar ontboezemingen, die iets van renoir weg hadden, en het verbaast mij niet, dat zij daar ook mee wegliepen. vaker kon je hen vinden in een caféetje op de markt, dat toevallig de naam kennis droeg. zij hield van een jonge, die klaar werd ingeschonken en daardoor werd zij nog vrolijker, dan zij al was. op haar grafsteen staat gegraveerd: “nu is zij niet meer bij kennis”.

mijn vader was een wis- en natuurkunde leraar en ik herinner mij nog goed, dat hij in den beginne stad en land af fietste voor werk. zo gaf hij les in raamsdonkveer en dongen, hetgeen niet bepaald naast de deur lag. later lukte het hem om werk te krijgen in sparrendaal en uiteindelijk in den bosch aan het st. janslyceum, waarvan ik oudleerling ben. inderdaad heb ik les gehad van mijn eigen vader en omdat hij zo eerlijk was, kreeg ik altijd één punt minder dan ik verdiende. ik weet dit, omdat mijn identieke tweelingsbroer, die net iets minder slim was dan ik, in de paralelklas 1 punt meer kreeg voor natuurkunde maar eerlijksheidhalve moet ik erbij zeggen van een collega van mijn vader.

wij woonden in een oud vervallen huis aan het marktveld, maar toch een voornaam huis, omdat daar destijds nog de legerofficieren van napoleon gehuisvest waren. derhalve werd dat huis op de monumentenlijst geplaatst, nadat mijn ouders daar terplekke zijn overleden. het was een heerlijk huis met stallen en bijgebouwen. de huur was niet al te hoog voor een beginnend leraar, omdat de gebouwen slecht waren onderhouden door de eigenaar, de bouwfirma hazenberg, maar omdat mijn vader het een en ander geleerd had bij zijn vader, die zoals ik al vertelde een aannemersbedrijf had, knapte hij de boel zelf op tot ieders tevredenheid. de voorste stallen verbouwde hij met onze hulp tot een prachtige ontvangst- annex muziekkamer. de achterste stallen gebruikte hij als werkplaats, die bijna professioneel te noemen was, gezien de nodige machines als een grote cirkelzaag, een van diktebank (schaafmachine), een schuurbank, een vreesmachine, een lintzaag, en een draaibank. deze laatste werd door ons voortdurend gebruikt om dropwater te maken van laurier en anijs.

mijn vader had de opleiding conservatorium doorlopen in tilburg, zowel orgel als violoncello, hetgeen al uitzonderlijk genoemd mag worden. merkwaardig woord trouwens dat doorlopen, als je er even stil bij staat. er werd ten onzent huize dan ook voortdurend gemusiceerd in alle toonaarden. alle broers en zusters van mijn vader hadden wel iets met muziek en ik herinner mij, dat ome jo meestal de eerste viool speelde, en samen met een vriend de heer kessels een of ander trio’tje, waarvoor mijn moeder altijd in was. uren lang heb ik s’avonds naar muziek kunnen luisteren. af en toe trad mijn vader op als concertpianist voor het brabantse orkest, een ware belevenis. en omdat hij daarvoor de nodige avonden moest repeteren, hoorde ik steeds opnieuw hetzelfde pianoconcert, dat merkwaardig genoeg altijd anders klonk, als je er steeds naar luisterde. evolutieve muziek dus. ik houd van klassiek en ik mag wel zeggen dat ik bijna alles heb gehoord in de loop van de tijd.

zoals gezegd hadden mijn ouders zeven kinderen. de oudste, jacoba had het uiterlijk van mijn vader, grote bruine ogen met een markante neus en het karakter van mijn moeder, waar ze voortdurend mee overhoop lag. dan kwam de tweeling, joris en jeroen, ik werd het eerst geboren en later mijn broer, die aanvankelijk door onze huisarts dr. blomjous als moederkoek werd aangezien. merkwaardig, omdat zelfs ome jo destijds al had gezegd: jont, je lijkt wel een slagschip. wij waren zo identiek, dat zelfs mijn moeder zich bij tijd en wijle vergiste. zo herinner ik mij, dat ik eens een portretfoto liet maken door mijn nicht en dat mijn moeder hoog bij laag zwoor, dat het mijn tweelingsbroer was. professor van de ven en luc van hoek hebben naar aanleiding van onze geboorte een vers (castor en pollux) gepubliceerd in een literair tijdschrift.

daarna kwam michaël, die gehandicapt was met een erbse paralyse, omdat de dokter minder ervaring had in stuitliggingen. later heeft hij van weersomstuit zelfmoord gepleegd. de volgende in de rij was mijn broer rafaël, de lieveling van mijn vader omdat hij later ook fysica studeerde en violoncello. dan kwam leo, zogenoemd naar de kinderarts, die kort daarvoor was overleden in een smartelijk accident. als laatste werd een zusje gebaard, die wij zo noemden, omdat er al vijf jongens op rij waren geboren. haar echte naam was maritza, een frisse jonge meid, die aanvankelijk de meest stabiele leek van ons gezinnetje. tijdens haar geboorte werden joris en jeroen in de voorkamer, die als speelkamer diende min of meer opgesloten. wij waren zo opgetogen over de nieuwgeboorte van ons zusje, dat wij de voorruit aan diggelen sloegen, om de felicitaties van ome piet (pieter grips, de beeldhouwer), die voor ons raam stond te kijken, in ontvangst te kunnen nemen. later heb ik haar moeten begraven nadat er eerst drie treinen overheen geboemeld waren, alvorens enig spoor van haar werd gevonden.

in vught waren een aantal kunstzinnige families, waarvan de gripsen er één was. de familie grips uit de taalstraat bestond uit een aantal ongehuwde broers en zusters. frits den oude was architect en schilder. tante mien een magere vrome vrouw, verzorgde het huishouden en maakte poppen en beelden, ook mariabeelden, zoals gebuikelijk in die tijd. ik herinner mij, dat zij arsenal rookte van amerikaanse blend en dat zij het sigaretje altijd halverwege uit maakte om het later weer op te roken. deze gewoonte was ingeslopen nadat haar broer frits aan longkanker was overleden. pieter, determineerde graag heugels, was (strip-)tekenaar en beeld houwer. de beelden boetseerde hij van klei uit de maasstreek, en ik herinner mij de grijze en de roze soort klei, die opgeslagen lag in een grote bak achter het huis. de tuin lag trouwens aan de dommel, dit even terzijde. hij was gymnasiast en enthousiast, een grote humorist, met hem kon je lachen. hij was dan ook een graag geziene gast op feesten, en toverde met zijn lantaarnplaatjes bij iedereen een glimlach tevoorschijn. de gripsen leefden celibatair, zij het zonder certificaat.

nu was ik wel katholiek, maar toch minder dan mijn ouders en omdat zij altijd naar de hoogmis van half twaalf gingen, vaak omdat mijn vader het orgel bespeelde, gingen wij, mijn broer en ik, naar de mis van tienen, zodat wij dan een rondje raadhuis- en reeburgpark konden doen, een alternatieve manier om van gods schepping te genieten. tegen het eind van de mis liepen wij dan samen met pieter grips naar huis, nadat hij ons had verteld, hoe de pastoor zijn passie had gepreekt, zodat wij thuis alles haarfijn konden uitleggen. hij heeft dat nooit aan mijn ouders verklapt.

in dezelfde straat woonde de familie van hooff. wim, was de huisschilder van mijn moeder, en ik kon dat best begrijpen, het was een leuke knappe vent, die getrouwd was met een statige friese vrouw, met fraaie azuurblauwe ogen, die je altijd doordringend aankeken. zij noemde trees en was een goede vriendin van mijn moeder, omdat zij ook schilderde. later mankte zij wat, omdat zij het op haar heupen kreeg. ome wim kwam met regelmaat van de klok bij ons op de koffie. hij was een bekend schilder en zat veelal als erelid in de meeste kunstkringen en juries. omdat hij vaker grote afstanden moest afleggen met de auto, reed ik af en toe mee voor de gezelligheid. eens mocht ik van hem de kleuren uitkiezen voor de mariakerk in odylliapeel en tot mijn grote verbazing zei hij: “prima, dat doen we”.

verder in die straat woonde sjaak vrenken, van huis uit pianoleraar en organist en later beeldend kunstenaar. beroemd zijn zijn glas-in-lood ramen, mozaiken, muurschilderingen en zijn reeksen beelden, waarvan de gipsen piëta met de 365 spijkers de meest bekende is. dit beeld symboliserende de nieuwe piëta van smarten, en tevens zijn kritiek op de kerk omdat deze haar erfgoed in die tijd verkwanselde door vele gipsen beelden naar het stort te verwijzen. sommigen zagen hem als de anti-christ, waarmee ik maar wil zeggen, dat hij het ver heeft geschopt. zijn broer ton, woonde op de helvoirtse weg in een oud herenhuis, kunstenaar, schilder van beroep, leraar aan de bossche kunstschool. zijn aardige vrouw heette joke aarts, telg uit een bossche kunstenaarsfamilie. zij schilderde olie op canvas. zij hadden een drietal kinderen, waarvoor ik regelmatig moest babysitten. voor een daalder zat ik op de eerste rij. ton is in 2004 overleden en heeft een prachtig eigentijds oevre nagelaten, met groot respect voor historie en traditie.

er waren nog vele anderen, die tot onze kunstkring behoorden en mocht uw interesse zijn gewekt dan kunt u altijd het vughts cultureel museum gaan bezoeken in het straatje achter de taalstraat 88. mocht u niet bekend zijn in vught, dan raad ik u aan eerst naar het marktveld te gaan, om daar naar de pomp te lopen, een antieke waterput met bijhorend beslag. iets verderop ligt die taalstraat, waar u dan alleen maar achter hoeft te lopen. de taalstraat, zo genoemd omdat daar van oudsher vele talen werd gesproken in de tijd, dat vught nog het kruispunt was van alle water- en landwegen. het lijkt dan ook logisch dat "achter de taalstraat" ligt in de buurt van de gent, maar zeker weten doe ik dit niet. wat ik wel weet is dat in mijn tijd (1943) het historisch museum nog niet bestond, het is eerst opgericht in 1973. later in 1997 is er ook het “gripshuis” gesticht, niet in de taalstraat maar op het marktveld 3.

ik heb een heerlijke jeugd gehad in vught, wij gingen eerst naar de mis om een plaatje te verdienen, dan naar de st. petrusschool waar het kruisje werd gezet als je naar de mis was geweest, na school voetbalden wij op het voor de deur gelegen marktveld met de oude klinkers en de lindenbomen en als goal hadden wij ons de oude groene poort van de bouwfirma van pinksteren toegeigend en ik moet zeggen dat die familie heel coulant was, ondanks, dat er wel eens een bal door de ruit bij hen naar binnen vloog. een-nul zeiden we dan, maar deze goal werd toch niet meegeteld. soms gingen wij naar de vespers en zongen mee in het koor. u begrijpt, dat wij ons rondje raadhuis- en reeburgpark op zondag dik verdiend hadden. ook denk ik dat onze lieve heer er nu dik mee zou lachen.

in mijn schoolgaande periode had ik had één onafscheidelijke vriend prins bernhard genaamd en zoon van de dikke deur van voorburg, u weet wel het grootste gekkengesticht van nederland. dikke deur omdat hij de geneesheer-directeur van voorburg was, zenuwarts en psychiater van beroep. zijn vrouw agnes was als een tweede moeder voor mij en het heeft niet veel gescheeld of voorburg was mijn tweede tehuis geworden. u hebt beslist geen idee over de grootte en de omvang van het complex voorburg, een leefgemeenschap op zich, bestaande uit normale mensen, die door anderen voor gek verklaard werden, psychiaters, die dat zo gek nog niet vonden en door ondergetekende, die dat kan weten, omdat hij met zovelen heeft gesproken. het terrein besloeg meerdere vierkante kilometers, met boerderijen, bossen en vijvers, een uitermate geschikt terrein voor jonge ondernemers. en dat waren wij.

het huis van mijn vriend lag aan de rijksweg tegenover het terrein, waar voorburg begon. als ik kwam aanfietsen, stond daar bij een brugje altijd een man op mij te wachten, ascetisch van figuur met strakke diepliggende heldere ogen, waarmee ik dan een praatje maakte. hij vroeg mij of ik kon zien dat hij gek was. hij zei dat omdat hij vond dat hij te veel op zijn voorouders leek en daar bedoelde hij het apenras mee. ook dat zijn ogen iets te dicht bij elkaar stonden. hij was zeer onderlegd en kende vrijwel alle schrijvers en dichters uit zijn hoofd, die je er dan ook regelmatig hoorde uitkomen. hij las veel en zelfs de menzo, die toen nog niet bestond. hij was schizofreen weet u. ik zei dan tegen hem:”ben je gek jong, je bent de enige normale persoon, die ik ken” waarop hij mij lang en tevreden aankeek en zei: “tot de volgende keer”.

ja heerlijk is het om geboren te zijn in vught aan de dommel, de plaats waar mijn hart ligt begraven, mijn lichaam moet nog volgen en ik ben zo gek geweest om een pacemaker te laten implanteren, dus u moet er niet op wachten. van de andere kant zou ik zeggen, dat ik reeds onderdeel ben geworden van het oude historische museum van vught, omdat ik deel heb uitgemaakt van haar verleden. toen bestond het nog niet, nu heb ik recht om erin opgenomen te worden om in te dommelen zogezegd. met welk recht zult u zeggen, ik antwoord dan eenvoudig bezoek het museum en daar, waar ik ben ligt de menzo van juni 2006.