2007/06/08

rond het marktveld


in de taalstraat aan gene zijde:

aan gene zijde woonden de volgende families: van zinnicq-bergman van oud adelijk geslacht en wonend in een soort vervallen en dus adelijke boerenhoeve, aan de taalstraat begrensd met een cementen schutting van een meter of vijftig en een ronde poort, die toegang gaf tot een pleintje met kinderkopjes geplaveid en een aantal oude grote bomen met veel lover. een tweetal stoere boerenzonen waren gespecialiseerd in het recht. een andere zoon heette olivier, deed eerst in auto’s en later in beveiliging (belsec) en was met mijn jongste zus maritza getrouwd. zij woonden in mol op een groot domein met een meertje (niet de molse meren). thuis werd er natuurlijk frans gesproken, zoals dat adel betaamt. ook de honden, golden retrievers, engels van afkomst, verstonden goed frans. zij hadden twee kinderen, barbara en oliviertje. barbara is biochemisch ingenieur en werkzaam bij de molse atoomcentrale.

iets verderop de familie van hooff, wim met een schildersbedrijf en zijn friese vrouw trees, blond van haar met blauwe doordringende ogen, een kunstenares en een vijftal kindergrut. later mankte zij wat, omdat zij het op haar heupen kreeg. bij hem in dienst als schilder was een zoon van de tandarts linsen, iets minder begaafd maar een prima vakman. met wim ben ik vele malen op kerkepad geweest om kleuradvies uit te brengen. ik herinner mij nog de kerk in odylliapeel. hij liet mij de kleuren kiezen en tot mijn grote verbazing veranderde hij niets aan de door mij gekozen combinatie.

de familie mens, manus mens, architekt van beroep en streng van aard en zijn vrouw wil, die voortdurend overspannen was en bij tijd en wijle werd opgenomen in reinier van arkel vanwege depressie. els, de oudste dochter heb ik uit het oog verloren, maar hun zoon herman zat bij mij in de klas en is later ook architect geworden. laatst op de begrafenis van mijn jongste zus maritza zag ik mieketine een mens en bomma, woonachtig in amsterdam. haar jongste zus wendel heeft destijds zelfmoord gepleegd en is dus een beetje familie van mijn jongste zus en van pauline woltring, de zus van mijn beste vriend bernhard, dochter en zoon van de direkteur van voorburg. van chiel, de jongste zoon van mens weet ik niet veel.

de familie grips met frits, de architect, die aan longkanker is overleden. hij bracht aanvankelijk het geld in en later uit huis. pieter de kleinkunstenaar, gymnasiast en enthousiast, dichter, tekenaar en boetseerder van klei uit de maasvallei en vooral humorist. hij was een graag geziene gast op feesten en toverde met zijn lantaarn-plaatjes bij iedereen een glimlach tevoorschijn. en mien beelden- en poppen- maakster, die het heel moeilijk had met roken en haar arsenal wel driemaal uitmaakte. allen leefden celibitair evenwel zonder akte. ik heb vele uren bij piet en mien doorgebracht in hun gezellig grote woonkamer met kleine rode plavuisjes en een oude brabantse stoof. buiten lag tegen het huis aan een groot hok, waar de maasklei in werd bewaard. de tuin zag uit op de dommel.

de familie snijders, een weduwvrouw omdat pa op een winterse sinterklaas avond te snel thuis wilde zijn en dus verongelukte. zijn zoon dirk was bevriend met mijn broer michael. zijn jongere zuster was een knap ding met golvend rossig haar en vrolijke ogen, waar moeder over waakte.

en op het maurickplein recht tegenover het marktveld dokter hillen in een statig huis van deftige makelei. hij was meer de huisarts van aristocraten en de meer gegoede burgerij. wij vielen daar dus niet onder, omdat mijn vader te weinig verdiende. wel maakte hij naam als leraar en organist. zijn halve leven heeft hij in de kerk al spelend doorgebracht. vaak ziek was hij dus niet.

in de taalstraat aan deze zijde:

ton vrenken gehuisvest in een oud herenhuis, kunstenaar van beroep en leraar aan de academie. zijn aardige vrouw joke aarts, telg uit een bossche kunstenaarsfamilie. zij schilderde olie op canvas. zij hadden een drietal kinderen, waarvoor ik regelmatig moesten babysitten voor een daalder.

dokter blomjous onze hardwerkende huisarts. een joviale vent met veel kinderen. hij heeft ons ter wereld gebracht en toen ik was geboren, werd hij even verrast omdat de moederkoek mijn tweelingbroer joris bleek te zijn. ome jo de broer van mijn vader en architect van beroep zei in die tijd al tegen mijn zwangere moeder jont ge lijkt wel een slagschip. verder moet verteld worden, dat michael, mijn jongere broer in stuitligging werd geboren en helaas met erbse paralysen, omdat de dokter zijn armpjes niet eerst had geveegd bij de geboorte.

de kapper moens en zoon. hij was oorlogsinvaliede en trok met zijn rechter been. hij droeg stijl achterovergekamd zwart en later grijs haar en een smal snorretje à la david niven. hij grimeerde voor het toneel en carnaval, zijn zoon was minder opvallend.

het sanitair bedrijf broeders. zoon gerard zat bij ons in de klas en volgde later de lts en werd bevriend met mijn broer michael, omdat deze in een jazz ensemble speelde en hij van muziek hield.

op de hoek dus café st. joris en verder op op de hoek met het peperstraatje an van lierop, een deftige dame, bibliothecaresse van beroep. zij speelde piano, maar niet zo goed als mijn vader. in het peperstraatje zelf nog de familie van tra, waarvan de zoon ook tafeltenniste bij animo.

de familie van heyst. vader was ingenieur en directeur van een grote fabriek in koeltechnieken in ’s-hertogenbosch. jean-paul zat bij ons in de klas en was van huis uit een natuurvorser. hij prutste met electro en electriciteit en wij hebben meermaals onder stroom gestaan. hij liet ons bijvoorbeeld een dubbeltje oprapen in een bak water, dat wij mochten houden als wij dat eruit konden pakken. maar dat kon je wel vergeten. later is hij gaan flippen, hij had gewoon kennis te veel. nu rust hij in een besloten gemeenschap. zijn jongere broer was niet alleen bevriend met olivier en maritza, maar hij werkte ook voor belsec en woonde eveneens in de omgeving van mol.

van het markveld uit naar de kerk:

drogisterij van oers, een broer van de acountant jozef van oers, waarmee hij het niet goed kon vinden. het was een magere vrijgezel met misschien enkele buitenechtelijke kinderen, maar zeker is dat niet.

tegenover die drogisterij de firma schones, de enige loodgieters in vught, naast het winkeltje van den otter. het edele ambacht werd verricht door pa en zijn twee zonen, die het buskruit niet hadden uitgevonden. aardig waren ze wel. de dochter verkocht onnozel porcelein in de winkel.

verder op vrients, de paardensmid. deze smidse werd later tot bakkerij verbouwd, die gerunned werd door de dames peynenburg, een goed passende naam voor dat beroep. in de smidse heb ik heel wat paarden zien beslaan en u weet dat brabantse paarden talrijk zijn. in die tijd was het een goede gewoonte om paarden in te zetten voor allerlei doeleinden, ik denk aan de gildefeesten, de melk- en de schillenboer en voorts aan de politie. de paarden, die werden uitgezet daarentegen kwamen uiteindelijk terecht bij de paardenslachterij van van leusden en zo was de cirkel weer rond. van die paarden moet nog gezegd worden, dat zij ten alle tijden een spoor achterlieten om het midden van de weg aan te duiden, waardoor de gemeente kon besparen op witte cementverf. ecologie noemden ze dat later.

naast de kerk de paardenslachterij van van leusden en in de dorpstraat de groenteman en de tandarts linsen en zijn vrouw nini, waar wij 2x per jaar werden geboord op kosten van het ziekenfonds. veel geluk heeft hij niet gekend, zijn oudste dochter was gehuwd met een man, die bij een verkeersongeluk om het leven kwam. zijn zoon tom zat bij mij in de klas en is later eveneens tandarts geworden. zijn jongere broer teus was bevriend met mijn jongste broer leo, maar niet voor lang, omdat hij in korte tijd aan acute leukemie overleed. het was een heel verdriet. die praktijk werd later overgenomen door tandarts fick, die ook onderwees aan de faculteit in nijmegen en ik heb hem daar meerdere malen mogen ontmoeten als patient wel te verstaan.

schuin tegenover linsen richting kerk zat lamers met zijn electrobedrijfje (later zou hij het kleine winkeltje van den otter op de hoek van de torenstraat met een stuk grond van schones kopen). daarnaast de horlogemaker cremers. voorts truus hannema, een vriendin van mijn moeder en verderop in een vrijstaand huis de gehuwde dominee. ik heb er enkele malen op verzoek gebabysitted.

daarnaast de poort van de brandweerkazerne en het oude gebouw van de politie, een gebouw, dat wij van binnen en van buiten kenden, omdat wij regelmatig werden uitgenodigd voor een gesprek met inspecteur van de politie. waarschijnlijk werd in die tijd nog geen eisen gesteld aan de gestalte, omdat de inspecteur eigenlijk belachelijk klein leek in zijn grote uniform. en omdat hij zo klein was keek hij altijd heel streng als compensatie. maar deze potsierlijke figuur schopte het toch tot hoofdcommissaris.

in de oude tijden was tegenover de petruskerk het oude postkantoor, de oude albert heyn, de eerste supermarkt in vught en aan de overkantkant de winkel van de gruyter. ik herinner mij de grote blinkende ketels van geel koper op een rij, waar aan de onderkant de koffiebonen kwamen uit een toelopende tuit, afgesloten middels een half cirkelvormige klep. goud- zilver- en roodmerk koffie. moka, dubbel- en enkelgebrand. voorts de enorme tabletten met chocolade van allerlei soort van licht tot donker, zonder en met noten en rozijnen. de vele theesoorten, geplukt in het verre oosten. het rook er altijd heerlijk. nu ik er aan denk, krijg ik toch wat heimwee naar die goede oude tijden. de gruyter zelf, de grote baas, woonde en rentenierde ook in vught in de omgeving van sparrendaal, een oud semenarie, waar mijn vader in zijn begintijd ook nog les heeft gegeven.

tegenover de gruyter op de hoek van de dorpstraat en de kerkstraat, de oude paardenslachterij van van leusden. zijn brabantse zult was van ambachtelijke kwaliteit. nooit in mijn leven heb ik betere zult geproefd. niet fijngemalen en grijzig, zoals van zijn concurrenten, maar roodachtig met stukken vlees in gelei. enkele malen mocht ik vertoeven op de binnenplaats, waar de dieren geslacht werden, paarden, koeien, varkens en lammeren. zij werden gevild met een enkelloops apparaat, dat tussen de ogen werd geplaats en neem van mij aan dat er geen enkele meer loops liep. de kogel boorde door de hersenen, het dier zeeg of klatste neer als een blok en aporadisch waren er nog enkele stuiptrekkingen te zien. de keel werd slagaderlijk open gesneden en zo gutste het bloed met stralen, omdat het hart nog klopte, in de geul, die het bloed verzamelde in een vergaarbak om er later bloedworst van te maken. dampend warm was het uitzicht.

rondom het raadhuis en park reeburg:

het nieuwe postkantoor tussen kerk en raadhuis, en verder op de hoek tegenover het raadhuis de notaris corstjens. die had drie zonen geert zat bij mij in de klas en ik had een hekel aan hem, omdat hij altijd hogere punten kreeg van mijn biologieleraar meneer de wolf, terwijl hij niet meer ervan kende als ik. zijn broer frans zat bij joris in de parallelklas en op een onvergetelijke dag, viel hij van het dak en belandde eerst op zijn rug en later in een rolstoel, omdat zijn rug gebroken was. inmiddels is hij een bekend neuroloog aan het st. radboudziekenhuis te nijmegen.

in het blok tegenover het raadhuis in de loewensteinlaan woonde de familie sassen, vader was diplomaat en altijd veraf en zijn zoon clemens een aardige verwende jongen, die zowat van alle denkbare dinkey-toys een exemplaar in huis had. hij had een onbelangrijke zuster met donker haar met slag en bruine ogen.

verderop generaal chapin, chefstaf van het leger en van joodse afkomst. een imposante man met gezag, dat zag je zo. als hij salueerde dan werd zijn pet meteen gestreken. in die tijd waren er velen kazernes in vught en den bosch, ik memoreer de lunetten, de frederick, de prins willem en de magriet kazernes. zijn vrouw was rosien en mogelijk nog meer joods dan de generaal. altijd deftig opgemaakt, maar met iets te veel lippenstift.

weer wat verder in die lusvormige straat en nu tegenover park reeburg woonde de rechter en baron van heuvel tot westerflier, die zitting had in het hoger gerechtshof in ’s-hertogenbosch. zijn tuin was eerder klein in tegenstelling tot zijn naam. behalve een molshoop was in de verste verten geen heuvel te bekennen en laat staan een westerflier. zijn zoon heette ook clemens en was zo braaf, dat het minder leuk was om daar te spelen.