2009/02/04

afscheid nemen


de duvel schijt altijd op de grootste hoop. oftewel in moderne economische termen geld doet opgeld. welgesteld is welgeteld. geld heeft bij wijze van spreken iets slechts, iets onreins, immers het wordt zowel geassocieerd met de duivel als met uitwerpselen en nog wel met niet zo’n klein beetje poep. je kunt talenten begraven, hetgeen echter testamentarisch wordt afgeraden. tegen een beerput vol geld, daar zeg ik niet nee tegen, immers het lijkt alsof alles begraven is, terwijl je er wel uit kunt putten. het omhoog halen van emmers vol geld zou dan weer iets met opgeld te maken kunnen hebben?

een beerput vol stinkend stront, moet eveneens leeggemaakt worden om het land te bemesten en de gewassen te doen groeien. u weet nu waar de uitdrukking vandaan komt dat geld stinkt. gek, dat wij zo gek zijn op dat geld. de verslavende werking zal te maken hebben met het ruiken eraan, dat ons limbisch systeem in werking zet. ook spreken wij van smeergeld betalen of de smeerkraan open draaien, hetgeen bevestigt, dat geld stinkt. de term een poepje laten ruiken heeft met macht en derhalve met geld te maken, het zich laten gelden.

bekakte heren weten geen (huis)raad met de hen toegevallen hoorn des overvloeds en diareeren desgevolg hunne lasten op de minderbedeelden, zodanig, dat zij met gemak geïdentificeerd kunnen worden als bruine apen (makakkies). de personele belasting door ontlasting. het doet mij denken aan het afbakenen van hunne territorium door het plaatsen van vlaggetjes, maar tevens ook aan de hogere orde, die in deze euromaatschappij bestaat. het figuurlijk uitschijten of laten gaan van wat minder belangrijk lijkt te zijn. men zou ook kunnen spreken van het zich uitdrukken achteraf.

het is geweten, dat zij proberen deze overvloed zolang mogelijk vast te houden, opdat zij van viscerale gevoelens en hunne aangenaam lijflijke gevolgen zouden kunnen genieten. het met regelmaat langer vasthouden kan leiden tot een tijdelijk opgeblazen gevoel, ene vorm van obstiperen, waarvan bekend verondersteld mag worden, zelfs bij de mindere klasse, dat de ontlasting daarvan of het endelen van die darme ene grote bevrediging kan bewerkstelligen. de uitdrukking: “zijn buik ervan vol hebben” refereert zeker aan het te lang moeten vasthouden van iets, dat als onprettig wordt ervaren.

2009/02/03

angsthaas


angsthaas is geen onderklasse van de hazen. kent u ze nog allemaal? ik denk aan: berghaas, duinhaas, heihaas, kleihaas, koolhaas, moerhaas, (de paashaas), sneeuwhaas, veldhaas en zandhaas. eerder geeft het een kenmerkende eigenschap aan, die het meest aan hazen wordt toegeschreven en niet aan konijnen. het woord is samengesteld uit angst en haas - dit had ú zelfs kunnen bedenken - en het lijkt me leuk om er even bij stil te staan.

angst, angust, angor, anxt, anxte, august, engte en onxt geven een bangheid, beangstiging, bekommernis, benauwdheid, bezorgdheid, ongerustheid, verontrusting, schrik of vrees aan, gericht tegen een vaag object of tegen het onbekende (zonder object), een gemoedstoestand, waarbij men aangedaan wordt, niet in het minst door uitstorting van adrenaline en noradrenaline in het bloed vanuit de bijnier, gemodificeerd door de thalamus en de cortex cerebri, een visceraal en psychische doorleving.

het viscerale beleven komt spreekwoordelijk tot uiting in een aantal synonymen van onze angsthaas en de meest pregnante ervan vind ik bangebroek, bangeschijterd, kakkebroek, labbekak, schijt(e)broek, en vooral de schijtlaars. maar dit kenmerk wordt ook aan andere dieren toegeschreven, ik denk aan schijtluis en schijtlijster. het is dan ook niet ondenkbaar, dat de angsthaas misschien wel afgeleid is van angsthose (bangebroek), waarbij hoos de betekenis heeft van kous of beenbedekking (cf. schijtlaars).

kan het toeval zijn, dat haas en haast bijna hetzelfde klinken, immers een angsthaas verwijdert zich met grote spoed van de plek des onheils, haastje-repje en springt met grote sprongen over obstakels, haasje-‘over. en waarvoor is de haas bang, zodanig dat hij zich moet haasten? wat dacht u van jachtig, gejaagd, opschieten en zich opjagen? angst- schrik- en vreesaanjagend? maar het blijft merkwaardig, dat alleen de haas van den jager bang zou zijn. zou een konijnenpootje dan toch geluk brengen?

verder wijs ik nog even op de “dierbare woorden” van cees verhoeven en wel speciaal naar angstvallig en haast, waarbij haast op ludieke wijze gespeeld wordt met woorden, woordenrits als taal, de taal der emoties, de filosofische hersenspinselen en de scepsis. men moet wel geruime tijd hiervoor nemen, immers “quade haeste es dicken onspoet”. mocht u moeilijk kunnen volgen, volhouden, men kan nooit weten hoe een koe een haas vangt. als u in cirkels blijft lopen vervangt u als het ware de haas en bent u het haasje.

2009/02/02

het oude jaar afsluiten


het oude jaar afsluiten heeft iets plechtstatigs, een ceremonie waarbij eerst even stil wordt gestaan bij de gebeurtenissen en verworvenheden van het jaar, dat daardoor ouder is geworden en definitief oud als het slot erop wordt gedaan. het verleden dat is geleden is voorgoed voorbij en het lijkt haast onwelvoeglijk om erop terug te blikken. het ceremoniëel bestaat dan daaruit, dat wordt uitgekeken naar het nieuwe jaar onder rituele bezweringsformules zoals goede voornemens, wat impliceert dat met recht het oude jaar afgesloten moet zijn.

en natuurlijk is het ook zo, dat er in zo’n oud jaar veel wordt geleden en het afgelopen jaar in het
bijzonder, immers het is ook het jaar, dat niet voor niets op slot gedaan moet worden, maar men moet niet vergeten, dat uit negatieven positieve beelden gemaakt worden. deze laatsten dienen dan geëxtraheerd en gesublimeerd te worden in de toverformules van het nieuwe jaar. vandaar het woord “plechtstatig”, als een boegbeeld, dat statig staat vooraan op den plecht van het schip, dat nieuwe reizen onderneemt en waterlanders zullen het schip doen varen.

uit de bundel: het oude jaar nieuw maken.

2009/02/01

plechtstatig


ik wil nog even stil staan bij het woord plechtstatig. het mag allerminst verwondering wekken, dat cees verhoeven dit woord tot één van zijn dierbaren rekent. hij ziet in dit woord iets te veel van het goede: plechtig én statig en derhalve zou dit woord iets typisch hebben van een negentiende-eeuwse studentikoze ironie.

de samenstellende delen plecht en statig vormen een pleonasme (geen neoplasme), waarbij plechtig samengaat met ernstige aangelegenheden zoals maatschappelijke en kerkelijke gebeurtenissen bv het installeren van een ambt, een vorstelijke viering, een geboorte, een communiefeest, een huwelijksfeest, een priesterwijding en at last but not least een begrafenis of een ter aarde bestelling en vooral niet te vergeten de daarbij horende hemelvaart, waarbij het bijna vanzelfsprekend de plicht is om devoot omhoog te kijken.

plechtig houdt in, dat men tot iets is verplicht ahw men wordt er medeplichtig aan. het houdt tevens een verantwoordelijkheid in zedelijk opzicht in: de morele plicht. het getoonde min of meer officiële gedrag ook wel staatsie genaamd, moet in de vereiste vorm gegoten zijn, berustend op de zeden of de mores. merkwaardig, dat de uitdrukking: “ik zal je mores leren” een peioratieve bijklank heeft gekregen. ik herinner aan een bijna vergaan oud-nederlands woord plechtelijk of op plechtstatige wijze.

statig heeft iets met staatsie, iets formeels of pontificaals, waarbij een ceremonie usance is. men loopt statig in vol ornaat en met een ernstig gezicht (in de plooi) zoals het bijhoort. een gedragen vaandel, een gedragen troonopvolger, een gedragen lijkbaar én in volle statie. het getuigt van formele bekrachtiging van hoge hand, de staat, waarbij tevens een discriminatie geïnduceerd wordt, immers als ook het gewone voetvolk zich plechtig gaat gedragen, bestaat er geen onderscheid meer, die gedragen wordt.

verrassend is het, dat de schrijver niet alleen spreekt over de plecht als plicht, maar ook de plecht, dat verheven deel aan het voorste deel van een vaartuig, waarop men als een boegbeeld plechtig kan staan om vooruit te blikken over de wijdse baren. het plecht- of vlecht-werk (πλεκειν = vlechten) associëert men dan het beste met het tuig van het vaar-tuig. natuurlijk zou men het ook kunnen associëren met gewoon tuig, maar dat zijn wij. en daarmee moet schoon schip gemaakt worden.