2009/02/01

plechtstatig


ik wil nog even stil staan bij het woord plechtstatig. het mag allerminst verwondering wekken, dat cees verhoeven dit woord tot één van zijn dierbaren rekent. hij ziet in dit woord iets te veel van het goede: plechtig én statig en derhalve zou dit woord iets typisch hebben van een negentiende-eeuwse studentikoze ironie.

de samenstellende delen plecht en statig vormen een pleonasme (geen neoplasme), waarbij plechtig samengaat met ernstige aangelegenheden zoals maatschappelijke en kerkelijke gebeurtenissen bv het installeren van een ambt, een vorstelijke viering, een geboorte, een communiefeest, een huwelijksfeest, een priesterwijding en at last but not least een begrafenis of een ter aarde bestelling en vooral niet te vergeten de daarbij horende hemelvaart, waarbij het bijna vanzelfsprekend de plicht is om devoot omhoog te kijken.

plechtig houdt in, dat men tot iets is verplicht ahw men wordt er medeplichtig aan. het houdt tevens een verantwoordelijkheid in zedelijk opzicht in: de morele plicht. het getoonde min of meer officiële gedrag ook wel staatsie genaamd, moet in de vereiste vorm gegoten zijn, berustend op de zeden of de mores. merkwaardig, dat de uitdrukking: “ik zal je mores leren” een peioratieve bijklank heeft gekregen. ik herinner aan een bijna vergaan oud-nederlands woord plechtelijk of op plechtstatige wijze.

statig heeft iets met staatsie, iets formeels of pontificaals, waarbij een ceremonie usance is. men loopt statig in vol ornaat en met een ernstig gezicht (in de plooi) zoals het bijhoort. een gedragen vaandel, een gedragen troonopvolger, een gedragen lijkbaar én in volle statie. het getuigt van formele bekrachtiging van hoge hand, de staat, waarbij tevens een discriminatie geïnduceerd wordt, immers als ook het gewone voetvolk zich plechtig gaat gedragen, bestaat er geen onderscheid meer, die gedragen wordt.

verrassend is het, dat de schrijver niet alleen spreekt over de plecht als plicht, maar ook de plecht, dat verheven deel aan het voorste deel van een vaartuig, waarop men als een boegbeeld plechtig kan staan om vooruit te blikken over de wijdse baren. het plecht- of vlecht-werk (πλεκειν = vlechten) associëert men dan het beste met het tuig van het vaar-tuig. natuurlijk zou men het ook kunnen associëren met gewoon tuig, maar dat zijn wij. en daarmee moet schoon schip gemaakt worden.