2009/01/05

mijn zijn


verleden------------------heden------------------------toekomst

gisteren-------------------vandaag ---------------------morgen

geweest-------------------nu zijn------------------------worden


inner world-----------------my world (bewustzijn)-----outer world

slapend---------------------wakker----------------------actief

hypnose--------------------alert--------------------------transcendent


er bij zijn-------------------er zijn-----------------------er

collectief--------------------modaliteit-------------------individueel

onbewust-------------------schemer---------------------bewust


er zijn entiteit zijn in alle facetten
zijn alleen het zijnde zijn en potentieel
sein an sich datgene wat is zijn en evolutie
zijn sec het bezig zijn te zijn wordende te zijn


materiëel :kenmerk, kenmerk


het absolute niets : het absolute van het zijn
de stilte oeroceaan : trillingen van het zijn/golven
de oneindige ruimte : geen ruimte, een afbakening in ruimte
de eindeloze tijd : geen tijd, afbakening in tijd, begin en einde
de veranderlijkheid : onveranderlijk, veranderlijk, actief
de stabiliteit : volkomen stabiel, instabiel, veranderlijk
de vorm van het zijn : blijft aan zichzelf gelijk, evolutie van het zijn


1. sein an sich, zijn sec, er zijn, alleen zijn en niets meer dan dat

kenmerk: onveranderlijk, geen ruimte, geen tijd
oeroceaan, het absolute van het zijn,
volkomen stabiel, blijft aan zichzelf gelijk

valt materieel samen met het absolute niets,
de stilte, de oneindige ruimte, de eindeloze tijd


2. het zijnde, het bezig zijn te zijn, datgene wat is, entiteit

kenmerk: actief, veranderlijk,
een afbakening in ruimte en tijd.
begin en einde der tijden
trillingen van het zijn (golven)


3. (deel)aspecten van zijn

quantum, mesonen, neutron, electron, kern, schil, element

bouwsteen, element, pakket, groep, kamer, huis
straat, stad, regio, land, wereld,

universum, kosmos


4. antipoden en dualisme

absoluut relatief
abstract reëel
yin yang


5. categoriseren

zijn in engere zin beperkt zijn discriminatief
extractie uitgenomen uitblinken
afbraak ontleden analyse

constructie compositie samenspel
opbouw opbouwend opwerken
onderbouw gebouw bovenbouw


6. alfabetiseren

aard het wezen van
abstract abstractie
activiteit aktief
banaliteit
boredom
causaliteit: bestaansreden
continuïteit
denken
determinatie determinatief
dimensie dimensioneel
discriminatie discriminatief
doel doelgerichtheid waarom? waartoe? finaliteit
energie energetisch
emotie emotief
entiteit bewustheidsgradatie godheid ziel geest natuur atman
falen fehlen
groot grootheid grotesk
kwalitatief de manier waarop goed zijn slecht zijn dualisme
kwantitatief de maat minimaal maximaal
maat maatstaf meten ondermaats opmaat
partij party van de partij zijn onpartijdig
ruimte ruimtelijk innerlijke ruimte
tijd tijdelijk tijdig ontij ontijdig
vormen vormelijk
wijze waarop
waarop


7. zijns uitdrukkingen

af zijn (abstractie)
bekaf zijn (emotief)
controversieel zijn (discriminatief)
daar zijn (descriptief)
er zijn (concluderend, verhalend)
er van af zijn (beperkend)
even weg zijn (interpreterend, temporeel)
flauw zijn (emotief)
gezond zijn (kwalitatief)
onzeker zijn (twijfelend)
op zijn (beperkend)
op tijd zijn (waardeoordeel)
van zins zijn (intuitief, intentioneel)
zeker zijn (hogere denkwijze)
zin in zijn (subjectief)
zin of zijn (finaliteit)
zin van zijn (causaliteit)

ik ben, die ik ben
ik ben me er eentje
jij bent hem

zijn zit vooral in je hoofd. je zou kunnen zeggen zijn is denken.
de hele tijd ben je bezig met gedachten, die vaak niet eens geordend zijn.
geordende chaos. als je te veel nadenkt ben je een onrust en loop je de kans om gek te worden. vooral gek van jezelf.

leven is van deze tijd zijn, je hersens gebruiken, je lichaam voelen.
je geestelijke behoeften bevredigen en je lichamelijke verlangens dekken.


8. communiceren

soort van, manier van, kwaliteit, kwantiteit
tactiel, vibratie, voelen
geuren, proeven, smaken, stank
bewegen, dansen, vibratie, stampen
geluid, gillen, vibratie, zoemen, toonhoogte, horen, woord
blik, ogen, kijken, tranen, zicht, zien
digitaal wat je zegt, wat je opschrijft, morse

analoog hoe je zegt: toonhoogte, uitdrukking, houding, kleding, gebaar, blik, blozen