2007/07/02

de heerlijkheid sterksel


in oude tijden was het min of meer usance, althans in een goed katholieke gezin, dat één lid van de familie in het klooster zou treden en zeg nou zelf wie zou daar niet meer geschikt voor zijn dan ondergetekende. ik was bevriend met egon de bekker, die witte pater was en zijn waar gebeurde verhalen oefenden best wel enige obscure aantrekkingskracht op mij uit. ik wilde best wel enkele negerinnetjes tot bekering brengen.

zo braaf waren wij nu ook weer niet en ik herinner mij dat wij vroeger heel wat kruisjes hadden gespaard met naar de kerk te gaan en ik begreep heel goed waarom luther een hekel had aan aflaten. mijn vader en moeder gingen altijd naar de hoogmis en om te voorkomen, dat wij braaf een uur lang in de mis moesten zitten, gingen wij zogenaamd één mis eerder, zodat wij dan met een grote boog om de kerk konden heen lopen om te spelen. tegen het einde van de mis zorgden wij, dat we terug waren en vroegen aan pieter grips, wie de mis had opgedragen en waar de preek over ging, zodat wij onschuldig gestelde vragen van mijn moeder nauwgezet konden beantwoorden.

op gezette tijden werd ook ter biecht gegaan en als je stout was geweest en wie is dat niet kwam je al een aardig end met een rozenhoedje of twee afhankelijk van je zonden, die vrijwel altijd de kuisheid betroffen. later bleek dit van twee kanten te zijn, maar onze pastoor heeft dat nooit tegen mij opgebiecht.

verder behoorden wij tot de groep misdienaars, zodat wij toch regelmatig ons portie geloof kregen voorgeschoteld en bovendien zongen wij in het kerkkoor en niet onverdienstelijk. het varieerde van meerstemmige missa solemnis of missa luba tot en met gregoriaanse gezangen bekend van vespers en andere stichtelijke zaken.

mijn vader speelde in die tijd altijd orgel, dat rijk was aan originele houten blaaspijpen en hij begeleide het vughtse koor, dat bij tijd en wijle uit de toon viel. de toegang tot het koor was via een zeer lange en hoge trap achter in het kerkportaal en als je hijgend boven aan kwam keek je neer op de gelovigen en waande je al bijna in de hemel.

vele overledenen heeft mijn vader begeleid naar verre oorden en grazige weiden en na de mis mocht hij ad libitum variaties op een of ander thema spelen. niet zelden was dat bach en na de mis ging je met de toonladder weer naar beneden om nog wat handjes te schudden en condoleances uit te spreken.

dus na mijn lagere school ging ik naar sterksel, waar het klein seminarie van de witte paters lag. gelegen onder eindhoven tussen heeze-leende en maarheze. en tot mijn grote verbazing kon je dat oord 6x per jaar met de trein bereiken omdat die trein speciaal werd ingelast (tot 1964). vanaf het station was het 25 minuten lopen naar het seminarie van lavigerie (witte paters). de koffers werden opgehaald met een tractor met aanhangwagen. verder lag er nog het sanatorium providentia, meest voor tbc-patiënten, bestuurlijk viel sterksel merkwaardig genoeg onder soerendock, waar het eigenlijk niets mee van doen had.

de heerlijkheid sterksel, zo geheten omdat het tot de zeven zaligheden hoorden, eigenlijk de selligheden, een aantal heerlijk arme dorpjes in de kempen met een naam eindigend op –sel en waarvan de kozijnen der huizen en boerderijen kenmerkend ombergeel waren gekleurd, omdat het hout werd beschermd door een laag lijnzaadolie. de volgende dorpen behoorden tot de zeven zaligheden: eersel, hulsel, knegsel, netersel, reusel, steensel en sterksel. later is er nog een achtste bijgekomen: dessel.

eigenlijk waren de zaligheden tot in de negentiende eeuw een spotnaam, vanwege de armoede, die er heerste vooral omdat de zandgrond dermate arm was, dat er praktisch geen gewas op wilde groeien zonder mest. daartoe werden dan ook mestproducerende dieren gehouden, meest varkens, tot de uitvinding van de kunstmest. later werd de rogge vervangen door mais.

het klein seminarie lag op een hoek en voor de grote statige ingang was een een brede laan, die uitkwam op de grote officiële ingangspoort. wij moesten echter via de poort aan de zijkant naar binnen. deze poort kwam uit op een grote cour, die weer toegang gaf tot de zalen beneden, in volgorde de biljartkamer en de tafeltenniszaal met aan de zijkant een aantal pianokamers en de gymnastiekzaal. recht door de studieruimte en de klaslokalen en linksaf de refter of eetzaal en recht door naar de kapel en de patersverblijven. de trappen naar boven leidden naar de was- en de slaap zaal, een collectie van chambrettes in series van 2x16 stuks. ook lag daar nog de ziekenzaal met enkele bedden. tegenover de poort aan de zijkant lagen de tennisbanen.

de pater overste was pater sars, die ook enig voornaam volume had en zijn rechterhand was pater simons, die ook het vak van medicijnman uitoefende, waarschijnlijk geleerd in de kongo. pater simons had een ascetisch uiterlijk en doceerde latijn en frans. iedereen kwam bij hem te biecht, en dat beviel niet echt. ik vond hem niet helemaal eerlijk en verdacht hem ervan misbruik te maken van zijn kennis en misschien ook wel van zijn verlangens. gek, dat ik geen andere paters meer kan herinneren alhoewel er nog vele waren, die rondliepen in witte pij en een rode fez.

wij stonden om zes uur op, tot half zeven toilet maken – ik zie nog de lange rijen geëmailleerde wastafels met koud water. van half zeven tot half acht studeren. daarna naar de kapel voor de h. mis en om kwart na acht ontbijten tot kwart voor negen en dan naar de les tot twaalf uur. om half een het middagmaal, één uur recreatie en om twee uur weer les tot half vijf. weer twee uur studie en dan het avondeten om half zeven, waarna wij vrij waren tot half twaalf.

er werd tamelijk veel aan sport en spel gedaan, biljarten, tafeltennissen, tennissen en voetballen. verder zat ik bij de gymnastiek- en wandelclub. deze wandelclub had fraaie uniformen en wij liepen minstens 1x per maand 25 km in gelid en wonnen verscheidene prijzen. ook was ik inmiddels een gewaardeerd arbiter geworden in de lagere klasse bij de knvb.

na twee jaar had ik het wel bekeken, omdat ik niet geroepen was tot het celibaat en bovendien werd lastig gevallen door een student uit het zesde leerjaar ene dick, die zei verliefd op mij te zijn en maar al te graag zijn dick wilde laten zien. u weet toch ook dat het woord seminarie afgeleid is van semen.