2007/07/04

rijksuniversiteit utrecht


ik heb altijd medicijnen willen studeren, maar mijn vader wilde niet betalen met de smoes, dat dit te lastig zou zijn, omdat ik een hartpatiënt was. dit wilde zeggen dat ik een aangeboren ritmestoornis had, die bekend stond onder een extra bundel van kent, een wpw (wolf-parkinson-white) syndroom, type a. onder bepaalde omstandigheden, het product van spanning x inspanning, kreeg ik aanvallen van snel hartjagen (van cirkeltachycardie) aan 220 slagen per minuut, waarbij je mijn hart op en neer zag springen in mijn borstkast en waarbij ik toch ondanks mijn jeugdige leeftijd enige druk mijn borst voelde. wanneer ik deze aanvallen kreeg. kon ik redelijk goed en bijna exact voorspellen en ik had mij een aantal trucjes of vagale manoeuvres geleerd, waarmee ik die aanvallen goed kon beëindigen (couperen). de meest bekende was de vasalva-manoeuvre, waarbij je de adem moest inhouden en tegelijk moest persen. maar nog effectiever bleek de omgekeerde vasalva of de müller manoeuvre, waarbij je juist de adem moest uitlaten en dan met gesloten strottenhoofd je borstkast moest uitzetten. ik had aanvallen, die varieerden van een ½ - 2 uur en omdat mijn hart ondanks de hoge snelheid nog goed pompte en het bloed dus aanbood aan mijn nieren, produceerde ik grote hoeveelheden urine op korte tijd. in het academisch ziekenhuis werd ik onderzocht door dr philips, cardioloog aan het azu, die de vectorcardiologie nog beoefende op een tv-tje (oscilloscoop) en trouwens ook de broer was van onze bekende gloeilamp uit eindhoven.

dus had hij waarschijnlijk met zijn collega en bioloog de wolf bekokstoofd, dat ik maar biologie moest gaan studeren, omdat ik dat ook een leuk vak vond. u weet wel die man, die mijn hele lyceumgang gedeeltelijk had verpest omdat hij mij altijd treiterde – althans zo voelde ik dat - zodanig dat ik hem zelfs als gecommiteerde heb geweigerd voor mijn eindexamen en er dus hals over kop een onbevooroordeelde rijksgecommiteerde opgetrommeld moest worden om alsnog alles ordentelijk te laten verlopen. maar goed, aangezien ik niet voor een studiebeurs in aanmerking kwam, omdat mijn vader te veel verdiende en ik in die tijd nog niet meerderjarig was, moest ik wel en ik was allang blij, dat ik het huishouden van jan steen kon verlaten. natuurlijk waren wij geen lieve jongens en af en toe vond mijn vader dat te gortig. hoe vaak heeft hij s’avonds het huis niet dicht getimmerd, omdat wij te laat thuis waren, maar wij vonden altijd wel ergens een plekje in de werkplaats. soms werden wij ook wel van de ene kant onder het bed door naar de andere kant geslagen, zodat het wel eens voorkwam, dat wij met een blauw oog naar school moesten gaan. een enkele maal moesten wij bij de conrector ad van helmond komen, die zoals u weet tegenover ons tuinhok woonde in de torenstraat. ook vond ik het niet leuk, dat ons pa het niet voor mijn tweelingbroer joris had opgenomen op de deliberatie van zijn eindexamen, waar hij maar ¼ puntje te kort kwam en de zoon van de teun wel 4, maar de laatste slaagde wel, omdat zijn pa wel met zijn vuist op tafel sloeg. de vreugde van mijn eindexamenfeest werd dan ook getemperd door het feit, dat ik wel, maar mijn tweelingbroer niet was geslaagd.

en in die tijd was ik nog niet zo slim om mij stiekem te laten inschrijven voor medicijnen, hetgeen ze waarschijnlijk pas veel later en te laat gemerkt zouden hebben, en ook mijn studievrienden in utrecht zeiden al tegen mij, dat ze niet begrepen, waarom ik mij niet voor medicijnen had laten inschrijven. maar goed het ging dus anders. ik werd lid van de studentenvereniging veritas, de grootste katholieke studentenvereniging in utrecht. daar zaten ook verscheidene neven en nichten van tante nes uit utrecht bij. bij haar ging ik één keer per week eten om eten uit te sparen en het was er altijd gezellig.

ik nam mijn intrek in het winkelpand aan de oudegracht 165 te utrecht, een pand van ome ad van beurden, de broer van mijn moeder. hij dreef daar samen met tante moor van de ven een zaak in franse hautcultuur, waarvan de dagelijkse leiding in handen was van mej. van rijn, die zo’n zes meisjes in dienst had en tevens een beetje als mijn hospita fungeerde. zelf woonde zij aan de dom en dat was ongeveer een 100 meter verderop. zij had een hele aardige en ongetrouwde broer, die slager was in een pand, dat vrijwel om de hoek lag. beneden was de slagerij en boven was zijn huis volgestouwd met antiek, waar je langs moest laveren om de woonkamer te bereiken, waar een piano stond. hij speelde niet onaardig. maar nog aardiger was, dat hij mij af en toe mee uitnam om heerlijk te dineren, bijv in het kippenrestaurant in maarssen of st. maartensdijk, gelegen boven utrecht richting hilversum.

overigens kwam ik vaker in hilversum omdat daar mijn oude vriendin uit den bosch woonde ene aaltje van valderen, die werkte als journaliste bij de kro, en die ik heel goed kende vanwege het feit, dat ik bij haar thuis ongeveer een half jaar lang voor mijn eindexamen heb gestudeerd. thuis was het bijna niet mogelijk om te studeren, omdat mijn moeder mij om de haverklap lastig viel met een of andere smoes en mij geen moment rust gunde. een goede zet bleek later. de vader van aaltje was striptekenaar voor de bossche courant, het brabants dagblad en met hem schaakte ik regelmatig (ik zat destijds ook bij de schaakclub van het lyceum). ook in de periode zo’n tien jaar later, toen ik gestationeerd was op de afdeling hartchirurgie van het azu, heb ik haar vaker opgezocht, evenals haar vriendin hanneke geurts, die in utrecht-noord woonde en kinesiste was van beroep. zij deed aan caesar, die ik zelfs nog van vroeger kende, haar kende ik nog van het marialyceum, en beiden waren uitgenodigd en aanwezig op mijn eindexamenfeest.

ik was schitterend gehuisvest op die oude gracht en ik zou oneerbiedig zijn om van een studentenkot te spreken. ik had een grote kamer en suite, het voorste gedeelte over de hele breedte van het winkelpand en een slaapsuite, die daar in de lengte haaks opstond en afgeschermd was door een tweetal schuifdeuren, die ik altijd open liet staam. midden in het slaapvertrek stond dan een ouderwets ladykant van oude eiken plank en een drietal dikke matrassen nog van kapok, niet kapot te krijgen, zelfs niet onder het gewicht van gebiologeerde feestgangers. aan de voorkant waren een drietal ramen, die uitzicht gaven op de oude gracht, het oude st. janskerkhof en de dom en onderaan langs de gracht kon je gezellig zitten aan de kade en dan zat je tegenover terras bloem. het enige nadeel was, dat er geen stromend warm water was. daar stond dan tegenover dat je vaker het koude water nodig had om s’morgens goed wakker te worden.

het was gezellig ingericht met een grote open boekenkast, waar mijn fossiele gesteentes en mijn studieboeken oplagen. ik had vóór een zitje van vier iepen stoelen, nog door mijn vader zelf ontworpen en met de hand gemaakt en een zeskantige tafel, die daar bij hoorde. op de zitvlakken lagen velouren kussens van mijn moeder en het geheel zag er knus uit. het was daar goed toeven en ik kreeg dan ook met regelmaat van de klok een aantal vrienden op bezoek. er werd menige kruik valpolicella leeggedronken. tegenover het pand lag de bioscoop met zes zalen en er werden regelmatig films gedraaid voor select publiek. twee huizen verder was het beroemde heinekencafé en geloof me, dat heineken uit vat zoveel beter maakt dan uit de fles. daar werd ik regelmatig meegenomen door tante moor of mej. van rijn.

vaak was ik al vroeg naar college en in de namiddag waren er de praktica, die zo’n beetje verspreid waren over de hele stad. ik noem paleontologie en geologie, embryologie, ontleedkunde invertebrata en vertebrata, genetica (oa met drosophilus of het beruchte bananenvliegje), plantenanatomie, systematiek, microscopie en fysiologie, practicum determinatie en natuurlijk ook de bètavakken en het is bijna niet te geloven hoeveel wij moesten verwerken, ik noem anorganische en organische chemie. fysiologische en fysische chemie. biochemie, fysische meetmethoden, optiek en atoomfysica. er waren ook leuke studiereisjes zoals naar de geuille in limburg, dit voor het determineren van planten en bestuderen van ecologische gemeenschappen en vriendinnen.

het studentenleven was hard en je moest van goeden huize komen om het vol te houden. ik was bevriend met een aantal mensen, een mix van bioloogjes in den dop en doktertjes in den dope. friso algra, studeerde medicijnen, was werkzaam als arts bij de hulpverlening voor verslaafden en raakte zelf verslaafd aan de ethyl. de lange paul baan, een bijzonder slimme jongen, die chemie studeerde en behalve slim ook groot was. martin zuidam, de rosse met kleine krulletjes, van eenvoudige komaf, die aanvankelijk zijn (spaar)geld verdiende bij de spoorwegen, later onderwijzer werd en vervolgens in nijmegen psychologie ging studeren. hij was een grote jazzkenner en speelde zelf ook niet onaardig. schaken en biljarten deden ze allemaal, de een al beter dan de ander. dan de mooie olga theunissen met haar groenbruine ogen en haar aantrekkelijke villa (achterwerk), uit de buurt van haarlem, haar vader was ook bioloog. later zou zij trouwen met ene karel van osch, die in nijmegen promoveerde en later lector en professor werd in de biochemie.